1.5.2018

Passende arbeid, wat is dat? ArbeidsRecht 2018/25

De Kantonrechter Leeuwarden oordeelde op 31 oktober 2017, kort samengevat, dat de verplichting van een werkgever tot het aanbieden van passende arbeid daar stopt waar die arbeid niet beschikbaar is. Deze uitspraak geeft aanleiding de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad nog eens in kaart te brengen en te onderzoeken of de lagere rechtspraak met die jurisprudentie in lijn is. Daarnaast wordt bekeken hoe deze rechtspraak zich verhoudt tot de beoordeling van de re-integratie-inspanningen in het kader van een WIA-aanvraag en een ontslagaanvraag vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid door UWV en kantonrechter.

1. De uitspraak van 31 oktober 2017

De werknemer is in 1975 in dienst getreden als monteur CV-installaties. In januari 2015 viel hij uit als gevolg van artrose in zijn schouder. De arbeidsdeskundige oordeelde in het kader van de WIA-aanvraag dat de maatgevende arbeid installatiemonteur betrof. Toen de werknemer in dienst trad betrof dit uitsluitend het monteren van CV-installaties, maar gedurende het dienstverband was ook het monteren van zonnepanelen deel gaan uitmaken van zijn functie. Het monteren van zonnepanelen kon de werknemer niet meer uitvoeren. Hij was arbeidsongeschikt voor de bedongen arbeid. De werkgever kon niet voor de oorspronkelijke arbeidsomvang van 32 uur per week het lichtere CV-installatiewerk aanbieden. De werknemer bood zijn diensten volledig aan en vorderde volledige loondoorbetaling. Hij werd echter alleen betaald voor het lagere aantal uren dat hij het lichtere CV-installatiewerk deed. De werkgever stelde zich op het standpunt dat er geen loondoorbetalingsplicht meer is na twee jaar ziekte, nu de werknemer niet meer geschikt was voor de bedongen arbeid. De kantonrechter stelde vast dat het monteren van zonnepanelen was gaan behoren tot de werkzaamheden van de werknemer en dat hij daartoe niet meer in staat was. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad UWV/Stal3 merkte de kantonrechter op dat er nog een loonbetalingsverplichting zou bestaan indien de werknemer zich beschikbaar zou houden voor het verrichten van passende arbeid en deze passende arbeid ten onrechte niet is aangeboden. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer volstond met de blote stelling dat de werkgever voldoende passend werk had, maar die stelling niet had onderbouwd. De verplichting tot het aanbieden van passende arbeid stopt daar waar die arbeid niet beschikbaar is. Van de werkgever kon niet worden verwacht dat hij de functies...

Verder lezen?

Download het hele artikel als PDF

Ook interessant